Fiji

Hans van Ditmarsch
eind juli / begin augustus 2002

Kaart van Fiji

Ik was nog nooit in Fiji geweest. Ik had er een zeer Nederlands standpunt over: het is oneindig ver weg, en ligt ergens in de Stille Oceaan. Tevens is het regelmatig in het nieuws vanwege rassenonlusten. Daarvan had ik alvast meegekregen: er zijn veel Indiërs.

Een land dat ik nog niet ken, houdt voor mij dezelfde vorm zolang ik er niet geweest ben: een leeg gebied. Ook letterlijk, in mijn geest, blijft dat zo. Fiji is een groot eiland. Het ligt in de tropen, dus er zijn koraalriffen omheen. Verder is er eigenlijk niets, een soort wit vlak met voor het tropische effect hier en daar een palmboom. Tevens af en toe huizen, want er wonen ook mensen. Alsof ik in gedachten een kindertekening maak: houd het simpel. Een soort biljoenvoudige versie van een generieke Zuidzee-ansichtkaart, alleen wat meer wit, alsof het papier is.

Als ik er dan eenmaal ben, verandert dat beeld. Het globale, lege, beeld verdwijnt zelfs, en wordt vervangen door fotoshots in mijn brein met eindeloos detail. Al die lege vlakken met gestrooid zand en gemaaid gras worden in moordend tempo opgevuld met meer en meer details: rivieren, bergen, dichtbegroeide bossen, wandelpaden, vogels, en ook mensen. Als ik het land weer verlaat is het plaatje overvol. In Fiji is die vulling vooral groen, en vochtig, en warm.

Vanuit Nieuw-Zeeuws standpunt is Fiji al een stuk dichterbij: drie uur vliegen van Auckland, naar het noorden. De twee uur van Dunedin naar Auckland, een 'gewone' binnenlandse vlucht, ook naar het noorden, brengt je dus al bijna halverwege! Fiji is voor de modale Nieuw-Zeeuw net zoiets als de Canarische eilanden voor de modale Europeaan: lekker warm in de winter, niet al te ver en niet al te duur. Na aankomst valt meteen de band met de grotere broers Australië en Nieuw-Zeeland in het oog: de banken zijn dezelfde als bij mij in Nieuw-Zeeland, de munteenheid is ook de dollar, en die is (toevallig) evenveel waard ook nog. Het kleinere muntgeld is sprekend dat van Nieuw-Zeeland (en beide lijken sterk op dat van Groot-Brittanië). Veel winkelwaar is direct uit Nieuw-Zeeland geïmporteerd. Rugby is er erg populair. Fiji zit in het Britse Gemenebest, en had tot voor kort ook 'onze' koningin als staatshoofd.

Zo vriendelijk als je al in Nieuw-Zeeland bejegend wordt, zelfs door de toevallige functionaris bij de douane en op het vliegveld, nog hartelijker en vriendelijker zijn de Fijiërs. Bij aankomst knoopt de douane meteen een praatje met je aan, en wenst je een prettige vakantie. De gidsen en taxi's en de hele toeristen-rataplan spreken je uiteraard wel direct aan, maar blijven vrij relaxed en achtervolgen je niet over het hele vliegveld. Zodat ik dus gewoon het vliegveld uitliep, de straat overstak, bij die andere mensen in het bushokje ging staan wachten die er ook al stonden, en samen met hen ook maar in dat acht-persoonsbusje stapte richting Nadi (spreek uit: Nandi), zo'n kleine tien kilometer verderop. Meteen anoniem ondergedompeld in de lokale atmosfeer, ik was ogenblikkelijk gelukkig.

Hierna gebeurde er iets merkwaardigs. We kwamen al dichter bij Nadi, er stapte zo af en toe nog eens iemand uit en in, maar toen stapten er wat meer passagiers uit, vroeg mijn medepassagier rechts me of ik wel naar het centrum moest - "Ja hoor" - en reden we weer een heel stuk terug. Daarna vroeg mijn medepassagier links me of ik wel naar het centrum moest, zij had die van rechts me het niet horen vragen, - "Ja hoor" - en we sloegen rechts af, en nog eens, en waren we ineens op een zandweg, vreselijk hobbelig, midden tussen twee-drie meter hoog suikerriet aan beide wegzijden. Links waren ze het zelfs met een soort combine aan 't maaien. Wel, nog mooier en leuker dan het al was! Wat bleek, legde mijn medereiziger mij uit, dit soort busjesvervoer is zonder vergunning, en op het punt dat we rechtsomkeer maakten stond de politie te posten. We maakten dus nu een omweg om deze post te omzeilen. OK. Duidelijk.

Weer vijf minuten zandhobbelend verder, een bocht in de weg, een boomstam over de weg, en een boze eilander met een groot kapmes ernaast. Minder OK, dat is wel een snel einde aan deze vakantie, dacht ik al. Waarom moet ik nu ook weer meteen in een illegale taxi stappen als ik zonodig op eigen houtje van het vliegveld af wil komen? Voor de couleur locale moet ik hier nog even aan toevoegen dat de Fijiërs raciaal al aardig de kant opgaan van Papua's, vanuit mijn gekleurd standpunt zijn dat massieve donkere mensen met platte neuzen en strenge gelaatstrekken. Heel negroïde, hoewel niet echt zwart en grover gebouwd. Dat zal wel aan de schrik geholpen hebben. Enfin, enige woordenwisselingen met de chauffeur, kapmes omlaag, boomstam van de weg, en we reden weer door. Ik vraag nog aan mijn buurman iets in de trant van "Nou, die leek niet veel goeds in de zin gehad te hebben" maar kreeg een diplomatiek oninformatief antwoord "That may well be". Waarschijnlijk was deze woeste rover het lokale equivalent van de boze buurtbewoner die illegale snorders met hun sluiproutes door de woonerven van de buitenwijken, moe is. Zo kan het niet langer! Fiji is vol!

Waarom schrijf je Nadi maar zeg je 'nandi'? De alfabetisering vond plaats in de eerste helft van de negentiende eeuw, uitgevoerd door zendelingen: 'Methodist Church' - wat is daarvan eigenlijk het Nederlandse equivalent? Deze lieden houden van eenvoud en er zaten kennelijk getalenteerde taalkundigen onder: met iedere voorkomende klank-, of klankcombinatie (klinker of medeklinker), lieten ze één letter uit het alfabet corresponderen. In het Fijisch komen veel dubbelklanken zoals 'nd' en 'ng' voor, en weinig simpele medeklinkers. Daarom werd voor die dubbelklanken maar één letter uit het alfabet gebruikt en niet twee: afzonderlijk waren ze gewoon niet nodig.

Op weg naar Fiji miste ik er in Auckland nog bijna de vlucht door: mijn vlucht ontbrak op het scherm, en ze riepen alleen 'nandi' om maar niet 'nadi'. Zelfs de baliemedewerker die ik radeloos om hulp vroeg, bleef maar stug 'nandi' zeggen, tot ze me gelukkig even een uitspraakregel van het Fijisch bijbracht, en ik zodoende toch nog tijdig naar het vliegtuig geloodsd werd. (Is hier nu sprake van cognitief-linguïstische inhibitie?) Op het alfabet kom ik later nog terug.

In Nadi staat een fraaie hindoetempel, van het type waar Zuid-India ook mee vol staat: kleurrijke door elkaar slingerende personen en dieren, in een trapezoïde toren. Overal geur van olieën die in kleine brandoffers gebruikt worden. Die tempel staat ook op iedere folder over Fiji, en het was voor mij dan ook bijna een reden om naar Fiji te gaan. Het is bijna alsof je in India zelf bent, want de lokale bevolking is erg traditioneel. De dames lopen grotendeels in sari's rond.

De raciale situatie in Fiji is dus gespannen. Dit valt snel uit te leggen: In de tweede helft van de negentiende eeuw hadden de autochtone machten de soevereiniteit overdragen aan de Britse autoriteiten, min of meer in ruil voor bescherming van hun onderdanen tegen uitbuiting door plantagehouders. (Net als in Nieuw-Zeeland dus!) Tijdens die periode van Britse kolonisatie werden daarom uit India contractarbeiders aangetrokken om het werk op de suikerrietplantages te doen. (Net als in Suriname dus!) Velen hiervan bleven in Fiji na de vijf of tien jaar van hun contractuele verplichtingen. Nadat de Britten uit Fiji vertrokken waren, was inmiddels de (kleine) meerderheid van de bevolking van Indiase afkomst. Die kregen nu democratische waar voor hun geld, tot ongenoegen van de autochtone bevolking. Het speelt al tientallen jaren. Tot de latere ontwikkelingen hoort dat een nationale, maar vooral door etnisch-Indiërs gesteunde partij de verkiezingen won. Maar helaas werd de (etnisch Indiase) premier in 1998 door het leger afgezet. Het leger bestaat 'traditioneel' alleen uit autochtonen, een andere erfenis van de koloniale tijd. Met enige regelmaat vinden nu onlusten plaats. Het fijne weet ik er niet van. Wel dat inmiddels de Indiase meerderheid nu een minderheid is. Nieuw-Zeeland heeft veel recente immigranten uit Fiji.

De eiland-cruise

Een toerist op zoek naar ontspanning gaat deze raciale materie maar wat uit de weg. En wat doet een toerist op Fiji: een cruise maken naar de eilanden vlakbij Nadi: Treasure Island, Bounty Island, Castaway Island (waar, inderdaad, die gekke film 'Castaway' met Tom Hanks is opgenomen), enzovoort. Ik had geboekt voor een tochtje van een uur of zes, dat een paar van die eilandjes aandoet. De 'cruise' was in een grote gemotoriseerde catamaran waar zo'n 100 man/vrouw op terecht kon.

V'oacute;'oacute;r de lus met al die andere eilanden, werd je onderweg eerst voor een paar uur gedropt op een vrijwel geheel vlak mini-eiland van hooguit één kilometer omtrek. Daar loopt alleen wat Fijisch personeel rond, dat je van bier en cola voorziet en met gitaren en ukeleles de hoelahoela-muziek verzorgt. Heel spontaan. Zo'n eiland is, typerend voor de hele kustlijn trouwens, omringd door koraal en ondieptes en pas een kilometer uit de kust in de verte een beetje branding. Een eiland is eigenlijk zelf oud koraal, het steekt gewoon net boven de rest uit. Op dit eilandje waren snorkels en zwemvliezen. Ik ga dus eerst de snorkels doen, maar met bril op gaat het bijna niet en zonder bril zie ik niets, dus dat is jammer genoeg aan mij slecht besteed. Behalve snorkels waren er echter ook nog kano's, en zelfs een zogenaamde 'glass-bottom' boot. Dit is een boot met beneden - onder water - een dek met plexiglas zijwanden waar je doorheen kunt kijken. Zo'n onderdek is heel smal - een meter breed - en lang en daar kun je dan met allen in zitten. Die glass-bottom boot bleek een welkom alternatief, voor brildragers, voor het snorkelen. Je zit wat merkwaardig met z'n twintigen op elkaar geplakt onderin dat smalle, afgesloten, dek, onder het geruis van de electromotor naar al die stille vissen te staren. Onderwijl denkend, "Hm, als nu de bodem openscheurt op zo'n stuk koraal dan zitten we hier als ratten in de val."

Na de glass-bottom boot moest ik natuurlijk de kano proberen. De kano was minder mysterieus maar bijna nog leuker, want het was een glass-bottom kano! Al peddelend kijk je tussen je benen door en glijd je langzaam over de koralen heen. Nog zo'n een onverwacht goed alternatief voor slechtziende snorkelaars! De oplossing voor mijn gezichtsproblemen lijkt een duikbril met sterke glazen. Maar ja, die moet je dan voortaan iedere vakantie meezeulen in je bagage. Dus dat zal ik wel niet gaan doen.

Na een paar uur eilandje werden de gasten door de volgende catamaran opgehaald, en ging nu de ronde van wat overige, grotere, eilanden. Hier waren de duurdere 'resorts'. Vanaf de boot werden de gasten steeds af en aangevoerd met kleine motorbootjes en zag je bij de steigers de nieuw arriverende gasten allemaal omhangen worden met bloem- of schelpenslingers, dat soort gedoe, je weet wel. Zwoele muziek kwam uit die verte nog wat op je afnevelen, voor het ware Zuidzee-gevoel.

Ecotoerisme in Abaca

Nadi ligt precies aan de westrand van Viti Levu, het grootste eiland van Fiji. Iets ten noorden van Nadi ligt Lautoka, een grotere maar minder toeristische plaats. Daarvandaan kun je de bergen in naar Abaca, een klein dorp dat in de reisgids warm wordt aanbevolen voor bergwandelingen en 'contact met de lokale bevolking'. Vooral het eerste trok me aan. Per tienmans-pickup-taxi ging het over hobbelwegen naar dit dorp, overigens maar zo'n 10 kilometer van de kust verwijderd. In het dorp wonen een paar honderd mensen. Het ligt aan de rand van het nationaal park 'Koroyanitu'. Dit bestaat uit enige resterende bossen, gedrapeerd over pieken en richels tot net boven de 1000 meter. Het meeste bos in de rest van het eiland is al lang geleden gekapt. Mahonie werd voorheen, en nog steeds, veel geëxporteerd. En veel vlakten staan inmiddels vol suikerriet en veel hellingen vol gras. Ik was kennelijk wat onvoorbereid - want zonder reservering - in dat park komen opdagen, maar gelukkig was er plaats in de 'lodge' en kon ik daar enige nachten verblijven. Die lodge was een luxe villa met keuken en zitkamer en twee slaapkamers met elk zes bedden. Een van die twee was afgesloten (minder schoonmaakwerk als er toch weinig gasten zijn). Samen met drie anderen sliep ik in de andere slaapkamer. Zo'n vooruitzicht roept bij mij meteen onrustige jeugdherbergherinneringen op, maar gelukkig was het hier wél lekker rustig. Onder mijn kamergenoten was ene Jane uit Inverness, dat wil zeggen: Inverness USA, bij Point Reyes National Seashore, ten noorden van San Francisco. Daar heb ik nog wel eens een lange Pasen gekampeerd. Fiji is een van de weinige plaatsen in de wereld waar veel Amerikaanse toeristen zijn. Ik kwam ook vaak studenten tegen die er een semester studie op hadden zitten in Australië en inmiddels op weg terug naar 'huis' waren. Jane of Inverness was niet in die categorie, trouwens (maar meer in de andere categorie, die je de Amerikaanse zwembaden uitfluit met 'suggestions' als je niet netjes je baantjes trekt).

In Abaca had ik het duidelijk meer naar mijn zin dan in zo'n rondvaart-kustboot. Je kon via verschillende routes de omgeving te voet doorkruisen. De eerste dag was het weer nogal nevelig, en mijn speurtocht naar het pad dat de berg opging was niet succesvol (uiteraard had ik de mogelijkheid een persoonlijke gids te nemen, afgeslagen). In plaats daarvan verdwaalde ik tussen half gecultiveerde bossages en weilanden zonder afrasteringen, en belandde uiteindelijk bij twee reusachtige bomen, die met luchtwortels vanaf grote hoogte in de grond verkabeld waren. Het was duidelijk een ficus. Maar welke? Toen ter plaatse was ik er sterk van overtuigd dat het een 'gewone' ficus benjaminica was. 'Gewoon', omdat dit de kamerplant is die je ook in Nederland hebt. Ik heb ze zelf altijd gehad, en ook zelf gestekt: het waren die grote groenbladerige joekels die op in mijn appartement op de Grote Markt tot het plafond groeiden. Maar hier, op Fiji, kon er in en om lopen en gingen ze tientallen meters de hoogte in. Die luchtwortels vielen loodrecht uit de takken omlaag en leken strak in de grond te staan. Hoe strak? Zo strak als snaren? Jawel: je kon ze tokkelen en kreeg zo lage bastonen uit die boom. Een levende lier. Ik was er helemaal van verguld. Eindeloos bleef ik aan die boom zitten prutsen, andere tonen opzoeken, voordat ik weer verder op pad ging. Ik bleef maar kamerplanten tegenkomen: tussen de rotsige lava groeiden veel vetplanten, op dit moment in volle bloei, van het type dat kleine bewortelde plantjes heeft op elk van de tanden van de zaagvormige bladeren. Dit herinner ik mij als de 'kindertjes-op-moeders-schoot-plant'. Ik was dus inmiddels geheel terug in mijn middelbare-schooltijd, die ik al plantend en zaaiend doorbracht.

Later kon ik nog nagaan dat de ficus niet de benjaminica maar waarschijnlijk 'ficus vitiensis' is geweest. Die vallen op door hun grote hoogte.

Die avond had ik een maaltijd in het dorp besteld. Het idee was, dat je dit bij mensen thuis opat, het 'contact met de lokale bevolking'-idee. Ik kreeg een prima pot voorgezet, zoete aardappelen met gigantische hoeveelheden spinazie, en tevens iets minder traditionele kost, namelijk: ... bami ('instant noodles') met tonijn uit blik. Dit kon ik in mijn eentje oppeuzelen, omringd door de hele familie. Dat wil zeggen: alle vrouwen. De mannen waren nog aan de rugby op het veldje in het midden van het dorp en kwamen na het invallen van de duisternis ook langzaam binnendruppelen. Het was me allemaal wat vaag wat er nu van me verwacht werd, maar met alle tentakels uit leek ik toch vrijwel precies dat te doen, en Nikosi, de secretaris-beheerder van het natuurpark die ook aanwezig was bij mijn diner, kon moeiteloos alle gaten souffleren die ik niet zelf kon opvullen. Later bleek dat dit ook haar huis was, en mijn gastvrouw haar dochter. Een van de manco's, maar die kon ik gelukkig de dag erop nog opvullen, was dat ik geen 'kava' voor de 'chief' had meegenomen, uit dank voor de gastvrijheid van het dorp (om mij tegen betaling in de lodge te laten overnachten en voor driedubbele marktwaarde te laten meeëten). Kava? Hierover later meer.

De volgende dag vond ik wel het pad de berg op. Inmiddels was ik ook al door Nikosi geïnformeerd over wat ik daar kon aantreffen: Nieuw-Zeeuwse timmerlieden uit Hokitika die daar een berghut in elkaar aan 't zetten waren, in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Een smal en vrij steil en kennelijk nogal recent pad voerde tot deze hut die op de rand stond van de steile richels waar de eigenlijke 'berg' uit bestond: eigenlijk zijn dit allemaal zeer dichtbegroeide kraterranden van een immense, slapende, vulkaan. Eerst langs de Nieuw-Zeeuwse timmerlui bij die hut, 'hihowareyou'-'goodthankyouhowaboutyou'-'goodcheers', en weer verder. Niet erg spraakzaam die Kiwi's, stugge Zeeuwen. Een uitzichtspunt dat de hele vallei overzag was nog zo'n 500 meter verder. Er was niet veel te zien, want het was dichte mist, maar af en toe kon je toch een blik naar beneden werpen. Op de terugweg zou ik weer langs de Kiwi's komen. Hun tien Fijische helpers waren net aan de lunch en ik moest ogenblikkelijk aanschuiven. Maar waar waren die twee timmermannen dan? Nu ja, gezellig de boel opeten, en nog eens om het gebouw heenlopen en daar waren ze, met z'n tweeën alleen, ook aan de lunch. Nog eens een praatje aanknopen, en nu lukte het! Het bleek dat de hut, al halverwege klaar, een kopie van een DOC-hut was (DOC = Department of Conservation, wat hier in Nieuw-Zeeland alle natuurparken inclusief infrastructuur beheert), gebouwd op Nieuw-Zeeuwse kosten, met Nieuw-Zeeuws hout (dennehout), en, dus door Nieuw-Zeeuwse timmerlieden die daar even volcontinu een maand achter elkaar doorwerkten om die hut klaar te krijgen. Alles was dus eerst per vrachtbuit uit Nieuw-Zeeland aangevoerd, en daarna af en aan per helicopter naar de top van die berg. Allemaal heel 'eco', zonder de natuur op Fiji te belasten. Nu moet je hier tevens bij bedenken, dat deze hut van dennehout werd gebouwd in een dennenbos, of althans een tropisch bos met een hoog percentage naaldbomen (dennen, echt). Ik word hier dan een beetje onwerkelijk van en neem dit soort ontwikkelingssamenwerking maar met een korrel zout: met tien helikoptervluchten dennehout aanvoeren in een dennenbos??? Erg eco.

Later, achter de webpagina-zoekmachine, kon ik nogmaals nagaan dat Abaca een schoolvoorbeeld is van ecotoerisme en voorbeeldig ontwikkelingswerk. Het duikt overal op in conferenties, brochures en overzichten als voorbeeld van 'hoe het moet'. Tijdens mijn verblijf daar werd ik wat heen en weer geslingerd tussen ontzag voor de geöliede toeristenmelkmachine en dan toch plotseling weer opduikende spontaniteit van de dorpsbewoners die je door het geïnstitutionaliseerde 'contact' tijdens maaltijden keer op keer weer sprak.

De klapper van mijn tweede avond in het dorp was het aanbieden van 'kava' aan de chief. 'Kava' is de nationale stimulerende drank, gemaakt van een peperplant. Ze is niet alcoholisch, maar heeft een licht verdovende uitwerking op je tong en doet toch wat rare dingen met je lichaam, die je liever zelf in de hand houdt, ik althans. Kava wordt verkocht als van de wortel van deze plant gestampt poeder. En ook al had ik het niet zelf meegenomen, daar wist Nikosi wel weer een oplossing voor: ik kon het ook in het dorp kopen! Dus na mijn avondmaaltijd ging ik, gezamenlijk met twee andere Nederlanders die net van hun maaltijd bij een ander gastgezin terugkwamen, op kava-kooptocht. Dit werd, toevallig, verkocht in het huis van de chief zelf, waarna je het hem na deze betaling van 10 Fiji-dollar kon aanbieden, onder het uitroepen van een zekere Fijische spreuk. Weer een toeristenval, dacht ik al. Maar meteen daarna was ik toch wel erg onder de indruk van zijn reactie, want als 'dank', of onderdeel van deze ceremonie kregen we nu een lange zangerige toespraak, in het halfduister van zijn hut, waarbij hij schommelend wat voor- en achterover bewoog. Wel vijf minuten. Grondig werd ik bekeerd van mijn cynisme.

Daarna gingen we terug naar mijn gastgezin, met elkaar, en gingen we daar gezamenlijk kava drinken. Ik dronk wel drie of vier 'glaasjes' (halve kokosnoot-bekers). Die nacht droomde ik zwaar en onaangenaam levendig. Is dit nu het kava-effect? Misschien toch maar beter niet.

Mijn laatste dag - zondag - in Abaca bracht ik twijfelend en nog meer wandelend door: zou ik hier nog langer blijven? Of vandaag weer verdergaan? Ik was als laatste gast over. Bovenlangs het dorp vond ik nog een andere fraaie route, en met stichtelijk gezang uit het dorp beneden opwellend, baande ik mij een weg door het twee meter hoge gras. Onopvallend probeerde ik twee uur later door het dorp terug naar de lodge te lopen - onopvallen, omdat alle boekjes en informatie respect voor de zondagsrust voorschreeuwden - maar ik werd er natuurlijk ogenblikkelijk uitgeplukt door het gezin waar ik al twee dagen 's avonds te gast was geweest, en moest ogenblikkelijk voor de lunch aanschuiven. Dit was nu eens niet alleen, volgens het toeristenrecept, maar samen met de hele familie. Nu geen noodles met tonijn, maar cassave met daarbij stukjes benig wild zwijn, de avond daarvoor door met speren jagende dorpsgenoten in de bush gevangen, en geen mes en vork maar met je handen. Zo kan het dus ook... Nikosi had inmiddels voor mij de knoop doorgehakt en mij al met de laat op die middag teruggaande taxi ingepland, en zo kwam dus een einde aan mijn bezoek aan Abaca: samen met een taxilading dorpsgenoten terug naar Lautoka, zij naar de avond(kerk)dienst, en ik terug naar de wereld van cola en pizza.

Intrigerende naam, niet, Abaca? Lijkt erg op ABC. Dit is dus inderdaad de naam die de bewoners aan deze nieuwe nederzetting gaven na de kerstening door methodistische zendelingen rond de helft van de negentiende eeuw. Een van de wonderen waar ze mee te maken kregen, behalve de Schrift, was het schrift op zich, en het alfabet. En wat is nu passender als je voor het eerst het ABC leert om je dorp daarnaar te vernoemen? Waar gebeurd.

Levuka, de oude koloniale hoofdstad

Helemaal aan de andere kant van het grote eiland Viti Levu, precies ten oosten daarvan, ligt een wat kleiner eiland, Ovalau, met een omtrek van zo'n dertig kilometer. Op dit eiland ligt de oude koloniale hoofdstad van Fiji, Levuka. In 1830 werd hier de eerste Westerse handelspost gevestigd, in de jaren 1850 kwam in deze regio de door het Westen en Tonga gesteunde 'King of Fiji' op, en in 1874 waren die lokale mogendheden zo diep in de schulden dat Groot-Brittannië de boel maar annexeerde. (Overigens is Fiji onafhankelijk sinds 1970.) Later werd de hoofdstad toen verplaatst naar Suva, op Viti Levu. Suva ligt 50 kilometer hemelsbreed ten zuidwesten van Levuka. Hierna nam het belang van Levuka geleidelijk af. Inmiddels is Levuka in heerlijk verval geraakt, zodat er nog maar een paar duizend mensen wonen, en vele laat negentiende-eeuwse houten gebouwen nog overeind staan. Wat dat betreft lijkt het sprekend op veel van de halve spookstadjes op het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland: Naseby, Ranfurly, etc.

Ik streek neer in het Royal Hotel, "Fiji's oldest Hotel", nog meer van dit soort vergane glorie. Vroeger overnachtten hier de groten der aarde, zoals de Queen of Tonga, waaraan volgens de wervende informatie de huidige hotelhoudster nog geparenteerd is, maar nu alleen nog rugzaktoeristen zoals ik. Voor de fantastische prijs van 17 Fiji$ (8 euro) kreeg ik een fraai hoog kamertje met houten vloeren, wanden en plafond, allemaal witgeschilderd, en een houten luik voor het raam dat aan de bovenkant scharnierde en dat je open kon zetten door het met een balk van onderen te stutten. Ik zou bijna zeggen: 'een kolenkelderluik'. Verder muskietengaas boven je bed - met witte sprei - en een zoemende ventilator aan het plafond. Tafel met luie stoel - witgeschilderd pitriet - in de voorkamer van deze en-suite, naast de ingebouwde douche en toilet. De kamers waren grotendeels op de eerste verdieping. De begane grond stond vol rotan stoelen, banken en tafeltjes, en op die tafeltjes kleine bosjes bloemen, of incidenteel in water drijvende hibiscus-bloemen. Allemaal erg rustgevend. Duidelijk het hoogtepunt van de reis!

Bij 'hoogtepunt' hoort dat je vergeet te plannen, en gewoon maar wat rondsukkelt door de omgeving en nu eens dit en dan weer dat doet. De eerste dag was ik halverweg de middag zover dat 'een fiets huren' me wel een aardig idee leek, en tot consternatie van de plaatsvervanger van de verhuurder had ik bedacht maar even het hele eiland rond te fietsen, wat haar gekkenwerk leek, en die andere twee toeristen die die fiets net teruggebracht hadden die waren maar tot daar en daar gekomen en weer teruggegaan, etc. Uiteraard bleef ik koppig in mijn plan en zo was mijn eerste kennismaking met Ovalau 'een rondje eiland'. Gelukkig voldoende vocht meegenomen voor onderweg, de temperaturen zijn toch vrij standaard altijd tussen de 25 en 30 graden, en die 'gravelrondweg' ging ook aardig omhoog en omlaag. Aan de noordkant van het eiland staat het vol moerasbossen waar struikgewas met vettig sappige groene bladeren, met luchtwortels in het wad staat. Aan die kant was ook meer gras, en minder bomen, dan aan de zuidkant: dit schijnt standaard te zijn voor alle eilanden in de regio en heeft te maken met de heersende windrichting en de hiermee corresponderende hoeveelheid neerslag. Tegen het donker, in feite precies volgens plan, kwam ik weer bij de verhuurder binnenfietsen, zeer voldaan.

Vanaf Levuka kon je een 'jungletocht naar de binnenlanden' maken. Bij de aankondigingen hiervan was weer een heel verhaal over beleefdheidsrituelen en kava meenemen voor de chief. Nu wilde ik graag in de bossen wandelen, maar, wel, ik kon het simpelweg niet over mijn hart verkrijgen dat georganiseerd te doen met al die poespas erbij. Dan maar zelf proberen, of helemaal niet! De volgende ochtend liep ik dus op eigen houtje de bush in. Niet met kava, maar met extra pakken koekjes, voor het geval dat. (De Nederlandse versie van welkomstgeschenk: want voor 't geval dat niet, had ik er dan tenminste zelf nog iets aan.) Nu moet je bedenken dat het eiland Ovalau een grote, uitgedoofde, vulkaan is, die aan alle kanten vrij steil in zee gaat, en Levuka ligt ergens aan dat randje tussen water en land. Het 'binnenland' van dit eiland ligt binnen een corridor van enige honderden meters hoge kraterwanden. Om er te komen, moet je dus daaroverheen. En om dat te proberen, had ik bedacht dat je willekeurig waar je een pad naar boven zag gaan, simpelweg dat pad kon volgen. De meeste van die paden eindigen bij een huis, of een paar huizen. Daarna gaat het onduidelijk nog verder naar boven. Zo was ik wel een tijdje bezig. Maar ik kwam alsmaar verder van Levuka, langs de kustlijn. Mijn derde poging was raak. Ik vroeg (niet voor het eerst) advies aan een bewoner bij het inslaan van een niet onmiddellijk doodlopende weg, en ja hoor "to the right at the mango trees and then you can continue all the way to Lovoni". The magic word! Want 'Lovoni', zo heette het dorp middenop het eiland. Deze keer liet ik me dus niet afschrikken door verdwijnpaadjes maar bleef stug verder in de bush doorlopen langs een enkelvoets smal paadje dat eerst wat tussen de cassave doorkronkelde maar allengs tussen de steeds hogere bomen van het 'oerwoud'. Ook nog even verdwalen, bij een stroompje, maar na wat gezoek toch weer de weg terugvinden. Water is in ieder geval geen probleem: je kunt zo uit de rivier drinken. Wie had me dat nu gezegd dat dat kon? Niemand eigenlijk. Maar in Abaca kon het, op het grote eiland. Dus waarom niet hier?

Er leek geen einde aan te komen. Op een gegeven moment denk je bij zo'n tocht, "Liever zou ik nu niet verdergaan," maar de weg terugvinden lijkt al net zo onmogelijk, dus loop je toch door. Aan het eindeloze geklim kwam vrij abrupt een einde, het pad werd breder, en ver weg in de diepte zag je een dorp liggen dat tegen de kraterwanden aan de overkant van het eiland geplakt leek. Zou dit Lovoni zijn? Nu was het alleen nog een kwestie van eindeloos afdalen, en langzaamaan weer in de bewoondere wereld van aangeplante gewassen terugkeren, en uiteindelijk was ik in Lovoni. Niks geen gedoe met 'op bezoek bij de chief' deze keer, ik liep er gewoon doorheen al 'hola!' roepend naar alle spelende kinderen en andere voorbijgangers.

Voor wie met verbazing constateert, net als ik aanvankelijk, dat je op Fiji gewoon in het Spaans groeten kunt: dit is eigenlijk niet waar, maar 'hola' klinkt net als 'bula'. En dat is de standaardgroet. Toen ik dit doorkreeg was mijn eigen consternatie over deze groet weer over.

Ik rustte uit bij een wat groter riviertje dat het dorp doorkruiste. Dat 'tegen de berg aangeplakt' zijn was toch kennelijk half gezichtsbedrog. Ik was geen 'chief' tegengekomen en had dus zat koekjes. Die heb ik toen lekker opgepeuzeld daar aan het water. En via de andere kant van het eiland ging ik met een hele grote boog weer terug naar Levuka, eveneens te voet maar over de gewone weg. Halverwege werd ik door een pickup-taxi - dus - opgepikt, wat me nog twee uur langs de kust wandelen bespaarde. De andere passagiers - meest dames - hadden weer eindeloos lol over deze niet-getrouwde mannelijke toerist, erg ontspannen zijn die Zuidzee-eilanders, moet ik zeggen.

Ronddwalen

De rest van mijn verblijf op Fiji bleef een beetje een zoektocht naar authenticiteit. Eerst van Levuka per klein motorbootje naar het mini-eiland Leleuvia: omtrek 10 minuten wandelen, allerhande activiteiten en personeel, 's avonds 'gezellig' gitaren en het gezamenlijk kava-drinken en na een dag er weer af, verder. Eigenlijk was het best aardig, ik had mijn eigen hutje aan het strand met het eeuwige geruis van de palmbladeren door de strakke wind, en af en toe een knal van een naar beneden vallende kokosnoot. Nog een rondje eiland. Even heeeel voorzichtig in de ondieptes proberen te zwemmen. Lukt net, de donkerder vlekken - zonder bril - van de koralen (scherp en hard) vermijdend en de lichtere van het zand opzoekend. Nog een rondje. Er zat ook een Noors gezin met twee jonge kinderen. Die waren op wereldreis en bleven wekenlang op dit eiland. Tussen mijn rondjes zwemmen was ik diep verzeild in een spannend boek over de kruistochten uit documenten van Arabische tijdgenoten. Een echte aanrader: Amin Maalouf, Les croisades vues par les Arabes.

Dan verder naar Suva, de hoofdstad. Waar je weer plotsklaps tegen de realiteit aanloopt. Een heel groot kennelijk recent afgebrand pand stond als een lelijke puist middenin het centrum. Ik wat babbelen met een andere passagier die op de bus wachtte terug richting andere kant eiland. "Dat moet wel een aardige fik geweest zijn, recent gebeurd?" Toen bleek dat dit complex in 2000 tijdens de rassenonlusten doelwit van vernielingen was geweest. Het gebouw was kennelijk van Indiërs. Mijn gesprekspartner, zelf eilander, had zijn baantje bij de luchthaven eraan gegeven en preekte nu heel Fiji door de verzoening, in liedvorm. Tevens verkrijgbaar als CD.

Die verzoening is er niet voor iedereen, en zeker niet de regering. Mijn tweede week in Fiji was er een kleine rel om een uitspraak van de (vrouwelijke) minister van vrouwelijke en sociale zaken. (Hoe vertaal ik nu 'Minister of Women and Social Welfare'? Het doet me denken aan een boektitel uit de jaren negentig: 'Women, fire and dangerous things'.) Tijdens een parlementszitting had zij gezegd dat "Fiji's Indians were like wild weed taking up space in the country." (The Sunday Times - van Fiji wel te verstaan -, zondag 4 augustus 2002, in vertaling: "Fiji's Indiërs zijn als onkruid dat maar ruimte in het land in beslag neemt".) Een andere minister voegde aan dat debat kennelijk nog toe "that Indo-Fijians should return to the cane fields because that was what their forefathers were brought to Fiji for." ("Fiji's Indiërs moeten maar teruggaan naar de suikerrietplantages waar hun voorouders voor naar Fiji zijn gebracht.") Wel, zoiets kan gebeuren, denk je dan. De regering van Fiji valt? Nee. De minister treedt af? Nee. De minister verontschuldigt zich? Nee. De eerste minister verontschuldigt zich voor deze minister uit zijn kabinet? Dat vond de eerste minister niet nodig. Ik zal maar zeggen, in ieder geval is er persvrijheid: ik kon dit ten minste allemaal in de Fiji Times lezen, in dagelijkse afleveringen.

Na Suva, en het wachten op de bus, kwam ik met die bus dezelfde avond nog, in het donker, tot "The Beachhouse". Een of andere backpackers-locatie aan het strand. Helemaal fout! Tientallen kilometers maagdelijke verlate stranden en dan op één plekje een appartementen- en kameruitbater waar alle 50 rugzakkers uit de regio in dit stikdonker op hetzelfde propvolle terras samenscholen, als een zwerm insecten die om een lamp heen golft, en elkaar zweterig voor de bestelling van een avondmaaltijd verdringen. (Klassieke scene, zie de film 'Apocalypse Now'.) Geen kamer meer over, alleen nog bedden in gedeelde kamers. Zo kwam ik op een van de twee resterende bedden in zo'n kamertje voor vijf met al drie, uiteraard, Amerikaanse student-toeristes van ergens diep onder de 25 (ik wil dan eigenlijk 'onder de 20' schrijven, of 'highschool', maar weet dat dit waarschijnlijk niet waar is en alleen in mijn ogen zo lijkt). Ik had mijn spullen op een van die twee vrije bedden neergelegd, maar na mijn diner was dat inmiddels verplaatst naar het andere bed, na een coup van twee van de drie dames, tegen de derde, die inmiddels al sliep en zo met mij in de buurt opgezadeld werd. Ach, ze waren gelukkig heel stil 's nachts en ik heb goed geslapen.

En dan uiteindelijk, weer wat verder langs de zuidkust terug richting Nadi, in het westen, kwam ik in Sigatoka. Sigatoka ligt niet aan de kust, en ik was er opzettelijk uitgestapt, in de hoop geen toeristen tegen te komen. En ja hoor: gelukt. In een lokaal Indiaas hotel bracht ik mijn laatste echte nacht door op Fiji, met als diner een waanzinnig goede en klassieke curry, en verder wat dwalen door de heuvels in de omgeving waar veel grote loofbomen in knalrode bloei stonden (ik weet helaas niet de naam). Vlakbij Sigatoka is ook de enige plek op Fiji waar geen koraalriffen kilometerdik voor het strand liggen en de branding recht op de kust slaan, tegen stuifduinen op. Echte duinen! In Fiji is dit een nationale bezienswaardigheid: kust met zandstrand, branding en duin, in plaats van, 'normaal', koraal, palm en bounty. Alles is relatief. Ik kon het natuurlijk niet nalaten om in het gastenboek te schrijven, in het Nederlands: "Er gaat niets boven Schiermonnikoog."

De volgende ochtend hobbelde ik met een wel heel lokale bus over achteraf zandweggetjes van dorp naar dorp door een heel landelijk en heel Indiaas gebied terug naar Nadi, voor mijn laatste blik op de Hindoe-tempel, en terug naar huis.

Voor ik 't vergeet: Fiji lijkt dan wel erg toeristisch, maar aan deze onderkant van de aardbol is alles toch erg relatief. Aantal toeristen in Fiji per jaar: 350.000. Aantal toeristen op de (vergelijkbare) Canarische eilanden per jaar: 12 miljoen.


Foto's